Leviticus 4

1Verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 2Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Als een ziel zal gezondigd hebben, door afdwaling van enige geboden des Heeren, dat niet zou gedaan worden, en tegen een van die zal gedaan hebben;
 een ziel zal gezondigd hebben, Dat is, een mens. Zie boven, Lev 2:1, en zo dikwijls in het volgende.
,
 afdwaling Dat is, door onwetendheid, wanneer iemand zich vergrijpt, niet wetende dat het zonde is wat hij doet, of door onvoorzichtigheid, haastigheid en onbedachtzaamheid in enige zonde valt, hetwelk hij na den daad eerst begint te bedenken.
,
 enige Hebreeuws, van alle; dat is, van een, of enige van alle geboden Gods, gelijk in het einde van dit vers verklaard wordt.
,
 geboden des HEEREN, Te weten, waardoor iets verboden wordt. Alzo 1Ch 2:43. En zo wordt gebieden voor verbieden, gebruikt; Deu 2:37, en Deu 4:23.
,
 dat niet zou gedaan worden, Alzo onder, vs.13, 22. Zie Gen 20:9.
,
 hebben; Versta hierbij, dat men dan de offeranden zal doen, die in het volgende bevolen worden.
3Indiën de priester, die gezalfd is, zal gezondigd hebben, tot schuld des volks, zo zal hij voor zijn zonde, die hij gezondigd heeft, offeren een var, een volkomen jong rund, den Heere ten zondoffer.
 gezalfd is, Versta, den overpriester, die naderhand alleen gezalfd werd: onder, Lev 21:10; Exo 29:7, en Exo 30:30; ook Lev 10:7; Num 3:3. Nu werden de gewone priesters ook wel gezalfd, maar slechts eenmaal, dienende zulke zalving ook voor hun nakomelingen; Exo 29:29, en Exo 40:15.
,
 gezondigd hebben, In leer of in leven.
,
 schuld des volks, Zodat hij door zijne zonde een schuld over het volk brengt, daar het zijn valse leer aanneemt, of het kwade exempel van zijn leven navolgt; vergelijk 1Ch 21:3. Anders, naar de schuld des volks. Dat is, in gelijke manieren als wanneer iemand van het gemene volk mocht zondigen.
,
 jong rund, Hebreeuws, de zoon van het rund. Alzo onder, vs.14. Zie boven, Lev 1:14.
,
 ten zondoffer Hebreeuws, tot zonde; dat is, ene offerande, die gedaan wordt voor de zonde. Alzo wordt het woord zonde en schuld genomen onder, Lev 6:17; Eze 45:23; 2Co 5:21.
4En hij zal dien var brengen tot de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des Heeren; en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen, en hij zal dien var slachten voor het aangezicht des Heeren.
 hij zal dien var slachten Namelijk, een van de andere priesters, die het altaar dienden. Want hij wordt onderscheiden van den priester, die in vs.5de gezalfde genoemd wordt.
5Daarna zal die gezalfde priester van het bloed van den var nemen, en hij zal dat tot de tent der samenkomst brengen. 6En de priester zal zijn vinger in dat bloed dopen; en van dat bloed zal hij zevenmaal sprengen voor het aangezicht des Heeren, voor den voorhang van het heilige.
 voor den voorhang van het heilige Versta, een zeer kostbaar tapijt, waarmede het heilige, of het voorste deel des tabernakels, van het heilige der heiligen, of het allerheiligste, hetwelk was het achterste deel, [hier ook het heilige genoemd] onderscheiden wordt. Zie Exo 26:31-33, en Exo 35:12, en Exo 40:3, Exo 40:21; Num 4:5.
7Ook zal de priester van dat bloed doen op de hoornen des reukaltaars der welriekende specerijen, voor het aangezicht des Heeren, dat in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed van den var uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is aan de deur van de tent der samenkomst.
 doen op Hebreeuws, geven. Alzo onder, vs.18; Exo 29:12.
,
 hoornen Zie Exo 27:2, en Exo 38:2.
,
 reukaltaars der welriekende specerijen, Hebreeuws, des altaars van de roking der welriekende specerijen.
,
 in de tent der samenkomst is; Te weten, binnen in het voorste deel, voor aan het heiligdom; Exo 30:6.
,
 den bodem van het altaar des brandoffers, Dat is, aan den grond, of het onderste deel des altaars. Alzo onder, vs.18, 25, 30, 34.
,
 aan de deur van de tent der samenkomst Dat is, voor aan den ingang van het voorste deel des tabernakels, genaamd het heilige.
8Verder, al het vet van den var des zondoffers zal hij daarvan opnemen; het vet bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand is; 9Daartoe de twee nieren, en het vet, dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen; 10Gelijk als het van den os des dankoffers opgenomen wordt; en de priester zal die aansteken op het altaar des brandoffers. 11Maar de huid van dien var, en al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn schenkelen, en zijn ingewand, en zijn mest; 12En dien gehelen var zal hij tot buiten het leger uitvoeren, aan een reine plaats, waar men de as uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij de uitgegoten as zal hij verbrand worden.
 waar men de as uitstort, Hebreeuws, aan de uitstorting der as; dat is, bij de uitgestorte as. Versta, een plaats buiten het leger, waar de as, die van de verbrande offeranden kwam, met andere vuiligheden van de offeranden komende, uitgeschud werd. Zij is te onderscheiden van de asplaats, die aan de oostzijde van den voorhof des tabernakels was, waar de as eerst van het altaar gedragen werd. Zie boven, Lev 1:16; van beide plaatsen tezamen zie onder, Lev 6:10-11.
13Indiën nu de gehele vergadering van Israël afgedwaald zal zijn, en de zaak voor de ogen der gemeente verborgen is, en zij iets gedaan zullen hebben tegen enige van alle geboden des Heeren, dat niet zoude gedaan worden, en zijn schuldig geworden;
 afgedwaald zal zijn, Te weten, door onwetendheid en misverstand, gelijk boven vs.2.
,
 iets gedaan zullen hebben tegen Hebreeuws, een; dat is, ietwat, het een of ander ding.
,
 enige van alle geboden des HEEREN, Hebreeuws, tegen alle geboden. Dat is, tegen een, of enige van allen. Zie boven, vs.2.
,
 schuldig geworden; Dat is, gevallen in zonde, en daarom strafwaardig; vergelijk boven vs.3.
14En die zonde, die zij daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is geworden; zo zal de gemeente een var, een jong rund, ten zondoffer offeren, en dien voor de tent der samenkomst brengen;
 daartegen Te weten, tegen enig gebod des HEEREN.
,
 voor de tent der samenkomst brengen; Hebreeuws, voor het aangezicht der tent.
15En de oudsten der vergadering zullen hun handen op het hoofd van den var leggen, voor het aangezicht des Heeren; en hij zal den var slachten voor het aangezicht des Heeren.
 oudsten der vergadering Die in de regering en in het leerambt boven anderen gesteld waren. Zie Exo 3:16; Mat 26:57.
,
 hij zal den var slachten Namelijk, de priester, wiens ambt was dit te doen. Zie boven Lev 1:5.
16Daarna zal die gezalfde priester van het bloed van den var tot de tent der samenkomst brengen.
 gezalfde priester Zie boven, vs.3.
17En de priester zal zijn vinger indopen, nemende van dat bloed; en hij zal zevenmaal sprengen voor het aangezicht des Heeren, voor den voorhang.
 indopen, Het Hebreeuwse woord, gevoegd zijnde bij een ander woordje min, dat is, uit, van, sluit samen in zich de betekenis van het woord nemen. Vergelijk hiermede de aantekeningen Gen 12:15, idem onder Lev 5:15. Men kan ook deze woorden overzetten, dopen in wat van dat bloed.
,
 den voorhang Zie boven, vs.6.
18En van dat bloed zal hij doen op de hoornen van het altaar, dat voor het aangezicht des Heeren is, dat in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed uitgieten, aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is voor de deur van de tent der samenkomst.
 dat in de tent der samenkomst is; Te weten, HEERE, gelijk boven vs.7.
19Daartoe zal hij al zijn vet van hem opnemen, en op het altaar aansteken. 20En hij zal dezen var doen, gelijk als hij den var des zondoffers gedaan heeft, alzo zal hij hem doen; en de priester zal voor hen verzoening doen, en het zal hun vergeven worden.
 verzoening doen, Dat is, aandienen het teken en het zegel der verzoening, die door den Middelaar geschieden zou. Zie boven, Lev 1:4, en vergelijk 2Co 5:19-20.
,
 vergeven worden Te weten, uit genade, door het geloof, om het uitgestorte bloed van Christus, Rom 3:25, niet der beesten, Heb 10:4, welke bloedstorting slechts een voorbeeld was van Christus' offerande; Heb 10:1, enz.
21Daarna zal hij dien var tot buiten het leger uitvoeren, en zal hem verbranden, gelijk als hij den eersten var verbrand heeft; het is een zondoffer der gemeente.
 eersten var verbrand heeft; Zie boven, vs.12.
22Als een overste zal gezondigd hebben, en tegen een van de geboden des Heeren zijns Gods, door afdwaling, gedaan zal hebben, hetwelk niet zou gedaan worden, zodat hij schuldig is;
 een van de geboden des HEEREN Hebreeuws, alle. Zie boven, vs.13.
,
 door afdwaling, Zie boven, vs.2; en versta dit vers van de afdwaling, die door onvoorzichtigheid geschiedt, wanneer iemand zijn zonde wel bemerkt door zichzelven, maar na de daad. De andere, waarvan vs.23 spreekt, komt uit enkele onwetendheid, waardoor men niet verstaat dat het zonde is, hetgeen men gedaan heeft, dan door een ander onderricht zijnde.
23Of men zijn zonde, die hij daartegen gezondigd heeft, aan hem zal bekend gemaakt hebben; zo zal hij tot zijn offer brengen een geitenbok, een volkomen mannetje.
 Of men zijn zonde, Anders, als, of, zo zijne zonde, enz.
,
 een geitenbok, Dat is, een jonge en nog zuigende bok. Alzo onder, vs.28 ene geitenbokin, voor, een jonge geit; idem. onder, Lev 5:6, enz.
24En hij zal zijn hand op het hoofd van den bok leggen, en zal hem slachten in de plaats, waar men het brandoffer slacht voor het aangezicht des Heeren; het is een zondoffer.
 zal hem slachten in de plaats, Namelijk, de priester.
,
 waar men het brandoffer slacht Te weten, voor de deur van de tent der samenkomst. Zie boven, Lev 1:3; Exo 29:10-11.
25Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger nemen, en dat op de hoornen van het altaar des brandoffers doen; dan zal hij zijn bloed aan den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten. 26Hij zal ook al zijn vet op het altaar aansteken, gelijk het vet des dankoffers; zo zal de priester voor hem verzoening doen van zijn zonden, en het zal hem vergeven worden.
 hem verzoening doen van zijn zonde, Zie boven, vs.20.
27En zo enig mens van het volk des lands door afdwaling zal gezondigd hebben, dewijl hij iets doet tegen een van de geboden des Heeren, dat niet gedaan zou worden, zodat hij schuldig is;
 mens Hebreeuws, ziel. Zie boven, Lev 2:1.
,
 van het volk Versta, het gemene volk; niet alleen van de Israëlieten, maar ook van de vreemdelingen, die door de besnijdenis bij het volk Gods ingelijfd waren; Exo 12:49; Num 15:16.
,
 door afdwaling Zie de verklaring hiervan boven, vs.22.
28Of men zijn zonde, die hij gezondigd heeft, aan hem zal bekend gemaakt hebben; zo zal hij tot zijn offerande brengen een jonge geit, een volkomen wijfje, voor zijn zonde, die hij gezondigd heeft.
 jonge geit, Hebreeuws, een geit, of, bokin der geiten; dat is, een jonge zuigende geit. Zie boven, vs.23.
29En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen; en men zal dat zondoffer slachten in de plaats des brandoffers.
 in de plaats des brandoffers Dat is, waar men het brandoffer slacht. Zie boven, Lev 1:3.
30Daarna zal de priester van haar bloed met zijn vinger nemen, en doen het op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. 31En al haar vet zal hij afnemen, gelijk als het vet van het dankoffer afgenomen wordt, en de priester zal het aansteken op het altaar, tot een liefelijken reuk den Heere; en de priester zal voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven worden.
 zal voor hem verzoening doen, Zie boven, vs.20.
32Maar zo hij een lam voor zijn offerande ten zondoffer brengt, het zal een volkomen wijfje zijn, dat hij brengt. 33En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen, en hij zal dat slachten tot een zondoffer, in de plaats, waar men het brandoffer slacht.
 hij zal dat slachten tot een zondoffer, Te weten, de priester. Zie boven, Lev 1:5.
34Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger nemen, en zal het doen op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten. 35En al het vet daarvan zal hij afnemen, gelijk als het vet van het lam des dankoffers afgenomen wordt, en de priester zal die aansteken op het altaar, op de vuurofferen des Heeren; en de priester zal voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd heeft, en het zal hem vergeven worden.
 die aansteken op het altaar, Te weten, vettigheden die onderscheiden waren, gelijk af te nemen is boven uit vs.8,9.
,
 op de vuurofferen des HEEREN; Zie boven, Lev 3:5.
Copyright information for DutSVVA